In jouw huis zal nooit een tekort zijn aan voedsel of kleding,
want als je mij met heel je hart vereert
en jouw gedachten altijd op mij gericht zijn,
waak ik voortdurend over je welzijn.
Krishna heeft hetzelfde gezegd in de Bhagavad Gita.
Richt je daarom niet al te veel op kleding en voedsel:
als je iets nodig hebt, vraag dan aan God zelf.
Word niet misleid door eer,
aanzien en status,
zeg de wereldse roem vaarwel
en probeer de genade en zegen van God te krijgen
opdat je geëerd zult worden aan Zijn hof.
De vorm van God die jij vereert
moet rotsvast in je denken geworteld zijn.
Laat dus al je zintuigen en gedachten
voortdurend gericht zijn op het dienen van God.
Denk altijd aan mij
zodat je niet afgeleid wordt door enig ander ding,
zoals je lichaam, bezit of huis.
Dan zul je altijd kalm, vredig en vrij van zorgen zijn,
dat is het kenmerk van de mens die goed is afgestemd
en in goed gezelschap verkeert.
Als je gedachten afdwalen
is je aandacht niet verzonken in het goddelijke.
uit: